Sõna noemen tõlge hollandi-prantsuse

nommer
Je ne pense pas qu'il faille les nommer. Ik geloof niet dat ik ze hoef te noemen. Il n’était pas permis de les nommer à la télévision. De televisie mocht hun namen niet noemen. Il faut savoir nommer les mots pour y trouver remède. Door zaken bij hun naam te noemen, kunnen we tot oplossingen komen.
appeler
Nous pourrions l'appeler la quatrième Europe. We kunnen deze groep het vierde Europa noemen. Voici les noms que je vais appeler. Ik zal de namen van de sprekers noemen. On pourrait appeler cela une purification ethnique. Je zou het etnische zuivering kunnen noemen.

citer
Permettez-moi de citer un cas spécifique. Ik zal een specifiek geval noemen. Permettez-moi d'en citer trois. Ik wil hier drie landen noemen. Permettez-moi de citer quelques exemples. Mag ik u een paar voorbeelden noemen?
dénommer
mentionner
Je tiens à en mentionner quelques-uns. Ik wil er daar enkele van noemen. Je désire d'abord mentionner les coûts. Ten eerste wil ik de kosten noemen. Permettez-moi de mentionner les trois points principaux. Staat u mij toe drie hoofdpunten te noemen.